Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2657

Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2009-02-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers200.003.793
Statusgepubliceerd


Indicatie

Partijen zijn hoofdelijke schuldenaar van een in termijnen betaalbare schuld. Per betaalde termijn heeft de man meer dan het gedeelte van de schuld dat hem aangaat betaald en kan hij dus verhaal op de vrouw nemen, art 6:10 BW en Parlementaire geschiedenis NBW boek 6 art 6.1.2.4


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer 200.003.793 arrest van de vierde civiele kamer van 2 september 2008 inzake: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, advocaat: mr. J.M. Bosnak, tegen: [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, niet verschenen. 1 Het geding in eerste aanleg Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van 9 januari 2008, dat de rechtbank Arnhem tussen appellant (hierna ook te noemen: de man) als eiser en geïntimeerde (hierna ook te noemen: de vrouw) als gedaagde heeft gewezen. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht. 2 Het geding in hoger beroep 2.1 De man heeft bij exploot van 13 maart 2008 de vrouw aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van de vrouw voor dit hof. 2.2 Bij memorie van grieven heeft de man drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, heeft hij bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Hij heeft onder verwijzing naar de dagvaarding in hoger beroep gevorderd dat het hof, zonodig met verbetering en/of aanvulling van gronden het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw recht doende: primair: 1. de vrouw zal veroordelen aan de man te betalen een bedrag van € 1.954,60 te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 28 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening; 2. zal bevelen dat partijen met elkaar dienen te verrekenen de door hen verrichte betalingen vanwege verschuldigde rente, kosten en aflossingen aan ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger, die hun grond vinden in de kredietovereenkomst geadministreerd bij ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger, onder nummer [...], zodanig dat door elk der partijen de helft van deze betalingen wordt gedragen, alsmede daarbij zal bepalen dat telkens wanneer een kalendermaand is verstreken, partijen dienen over te gaan tot deze verrekening over de aan die kalendermaand alsmede over de aan die kalendermaand voorafgaande periode waarover nog geen verrekening heeft plaatsgevonden; 3. zal beslissen dat het door de man over enige kalendermaand met de vrouw te verrekenen bedrag wordt vastgesteld ter hoogte van de helft van het verschil tussen de door de man in de betreffende kalendermaand verrichte krediteringen van rekening [...] bij ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger en de door de vrouw verrichte krediteringen van deze rekening, zoals die krediteringen worden genoemd op de door ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger aan partijen verstrekte bankafschriften van deze rekening, althans worden genoemd op andere schriftelijke stukken door of namens ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger verstrekt; en verder dat het op enig moment bestaande positieve verschil van het op deze wijze vastgestelde tussen partijen te verrekenen bedrag voor de man direct opeisbaar is en de man ter hoogte van dit bedrag een executoriale titel heeft om het door de vrouw verschuldigde op haar te verhalen; 4. zal verklaren voor recht dat de man hetgeen hij op grond van het hier gevorderde bevel tot verrekening van de vrouw mocht hebben te vorderen kan verrekenen met hetgeen de vrouw van de man mocht hebben te vorderen; subsidiair ten opzichte van het onder 1. tot en met 4. gevorderde: 5. zelf in goede justitie de tussen partijen bestaande verrekenplicht zal vaststellen; primair en subsidiair: 6. de vrouw zal veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de procedure in eerste instantie gevallen aan de zijde van de man, waaronder het salaris van de procureur, althans de vrouw zal veroordelen om aan de man te betalen een bedrag gelijk aan de volgende door de man voldane bedragen: - eigen bijdrage voor de toevoeging IDP5369 in eerste instantie: € 244,- - griffierecht in eerste instantie: € 62,75 - kosten opvragen GBA gegevens door deurwaarder ten behoeve van dagvaarding in eerste aanleg € 8,33 - eigen bijdrage toevoeging 1 EC 2814 (hoger beroep) € 705,- vermeerderd met het door de griffier in deze procedure in rekening te brengen vast recht, zulks door het hof vast te stellen. 2.3 De vrouw is in hoger beroep niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend. 2.4 Vervolgens heeft de man de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald. 3 De grieven De grieven van de man luiden als volgt: Grief 1: Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat “Voor de man ontstaat dan ook eerst een vordering op de vrouw zodra hij op de gemeenschappelijke schuld meer heeft afgelost dan zijn aandeel op grond van de interne verhouding tussen partijen, waarna hij op grond van het bepaalde in artikel 6:10 en 12 BW voor dat meerdere een vordering op de vrouw verkrijgt. Nu niet is komen vast te staan dat de man meer heeft afgelost dan zijn aandeel, is zijn vordering niet toewijsbaar.” Grief 2: Ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft de rechtbank geen acht geslagen op de door de man in eerste instantie aangevoerde grondslag van de eisen van redelijkheid en billijkheid die gebieden dat zijn vordering op de vrouw maandelijks verrekend kan en dient te worden. Grief 3: Ten onrechte heeft de rechtbank de vorderingen van appellant in eerste instantie afgewezen en de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. 4 De vaststaande feiten 4.1 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan. 4.2 Op grond van hetgeen verder is gesteld en niet weersproken, kan hieraan als vaststaand worden toegevoegd, dat ABN Amro Bank N.V. haar vordering op partijen ter incasso heeft overgedragen aan GGN Zuid-Limburg Gerechtdeurwaarders en Incassospecialisten (verder: GGN) en dat tussen GGN en de man een afbetaling van € 250,- per maand op de resterende hoofdsom, rente en kosten is overeengekomen. 5 De motivering van de beslissing in hoger beroep 5.1 De eerste twee grieven en het eerste deel van de derde grief lenen zich voor gezamenlijke bespreking. De grieven richten zich in de kern tegen het overweging van de rechtbank dat voor de man eerst een vordering op de vrouw ontstaat zodra hij op de gemeenschappelijke schuld meer heeft afgelost dan zijn aandeel op grond van de interne verhouding tussen partijen. 5.2 Deze grieven slagen. In artikel 3 van de kredietovereenkomst tussen ABN Amro Bank N.V. en partijen is bepaald dat de kredietnemer (waarmee wordt bedoeld: partijen; partijen zijn op grond van artikel 3 van bijlage 1 bij de overeenkomst hoofdelijk schuldenaar) gehouden is tot een maandelijkse betaling aan de bank van 2,5% van de kredietlimiet. Er is dus sprake van een in termijnen betaalbare schuld met (steeds) een maandelijkse opeisbaarheid. Per betaalde termijn heeft de man meer dan het gedeelte van de schuld dat hem aangaat voldaan. In dat geval kan de man voor hetgeen hij meer betaalde dan zijn aandeel verhaal nemen op de vrouw. Dat de man met GGN een vervangende betalingsafspraak heeft gemaakt maakt dat niet anders, omdat de maandelijkse betaling geschiedt ter delging van de schuld waarvoor partijen zich hoofdelijk hebben verbonden. Het hof verwijst, behoudens naar de door de man al aangehaalde passage uit de Parlementaire geschiedenis NBW (Boek 6, Toelichting Meijers bij artikel 6.1.2.4), naar Asser-Hartkamp 4-I. nr 116, Kluwer-Verbintenissenrecht aantekening 5 bij artikel 6:10 BW en Van Buchem-Spapens Monografieën Nieuw BW nr 31b, p. 23. 5.3 Grief 3 richt zich voorts tegen de door de rechtbank uitgesproken compensatie van de proceskosten. Ook die grief slaagt. De vrouw heeft door in het geheel niet te reageren op het verzoek van de man om haar aandeel in de schuld aan de ABN Amro Bank N.V. te dragen, hem genoodzaakt tot het instellen van diens vordering in rechte. Bij die stand van zaken ziet het hof geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel van artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kosten van het opvragen van een GBA-uittreksel vormen kosten ter instructie van de zaak, waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit. Slotsom Nu de grieven slagen zal het bestreden vonnis worden vernietigd en zal de vordering van de man worden toegewezen als na te melden. De vrouw zal in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Beslissing Het hof, recht doende in hoger beroep: vernietigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 9 januari 2008 en doet opnieuw recht; veroordeelt de vrouw aan de man te betalen het bedrag van € 1.954,60, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 28 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening; beveelt partijen met elkaar te verrekenen de door hen verrichte betalingen vanwege verschuldigde rente, kosten en aflossingen aan ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger die hun grond vinden in de kredietovereenkomst geadministreerd bij ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger, onder nummer [...], zodanig dat door elk der partijen de helft van deze betalingen wordt gedragen; bepaalt daarbij dat telkens nadat een kalendermaand is verstreken, partijen dienen over te gaan tot deze verrekening over de aan die kalendermaand voorafgaande periode waarover nog geen verrekening heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat het door de man over enige kalendermaand met de vrouw te verrekenen bedrag wordt vastgesteld door de door de man verrichte krediteringen van rekening [...] bij ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger, te verminderen met de door de vrouw verrichte krediteringen van deze rekeningen, zoals die worden genoemd op de door ABN Amro Bank N.V. of haar rechtsopvolger van de bij- en afboekingen van deze rekeningen aan partijen verstrekte bankafschriften; verklaart voor recht dat het op enig moment bestaande positieve verschil van deze verrekening voor de man direct opeisbaar is en dat hij terzake het bedrag van dit positieve verschil een executoriale titel heeft om het door de vrouw verschuldigde op haar te verhalen; verklaart voorts voor recht dat de man hetgeen hij op grond van het bevel tot verrekening van de vrouw mocht hebben te vorderen kan verrekenen met hetgeen de vrouw van de man mocht hebben te vorderen; veroordeelt de vrouw in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de man begroot op € 1.994,81 (€ 813,26 in eerste aanleg en € 1.181,55 in hoger beroep), waarvan te voldoen aan de griffier van het gerechtshof (bankrekeningnummer 1923.25.752 ten name van MvJ arrondissement Arnhem, postbus 9030, 6800 EM Arnhem, onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen) het bedrag van € 1.705,06 te weten: - € 164,25 wegens in debet gesteld griffierecht (€ 62,75 in eerste aanleg en € 101,50 in hoger beroep), - € 194,81 wegens exploten (€ 110,26 in eerste aanleg en € 84,55 in hoger beroep), - € 1.346,- wegens salaris van de advocaat (€ 452,- in eerste aanleg en € 894,- in hoger beroep), en het restant ad € 289,75 aan de advocaat van de man wegens diens eigen aandeel in het griffierecht; verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst hetgeen meer of anders is gevorderd af. Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, B.M. Mens en G.P.M. van den Dungen, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de jongste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2008.